Iedereen
heeft er wellicht ooit eens van gedroomd: het spectaculaire kunstwerk. Het
spectaculaire kunstwerk vat ogenschijnlijk de tijdsgeest samen, iets wat
iedereen al langer aanvoelde, maar waarvoor niemand tot nog toe de juiste vorm
wist te vinden. Het spectaculaire kunstwerk heeft tegelijkertijd iets dat boven
het moment en het tijdelijke lijkt uit te stijgen. Door het verschijnen van het
spectaculaire kunstwerk lijkt de voorafgaande kunst plotseling achterhaald. Het
spectaculaire kunstwerk baart opzien en is bovendien een publiek succes. Het
dringt door in de media en brengt tot stand wat kunst vaak niet tot stand
brengt, maar wel zou willen: de uitwisseling van ideeën en symbolische vormen
met een breed publiek.
Dunne
saus
Het
spectaculaire kunstwerk is misschien ooit gemaakt, maar is het nog denkbaar en
produceerbaar in deze tijd? Nee, zeggen sommige critici. Onze cultuur staat al
minstens sinds het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw in het teken
van de massa en het marktdenken. De meerderheid van het publiek ziet niet
langer een wezenlijk verschil tussen kunst, amusement of andere
consumptiegoederen. Ogenschijnlijk vragen publiek en politici om toegankelijke
kunst en cultureel ondernemerschap, maar in wezen vragen ze om amusement. De vroegere,
zogenaamde hogere waarden van de burgerlijk-rationele cultuur - zaken als
inzicht, kennis, autonome ontwikkeling en vernieuwing - zijn voor publiek en
politiek nagenoeg inhoudsloze entiteiten geworden. Ze dienen hoogstens in
bepaalde elitaire kringen als een dunne saus om het statusartikel kunst te
verkopen. Van het spectaculaire kunstwerk en van daadwerkelijke culturele
uitwisseling tussen kunst en publiek is al lang geen sprake meer.
Kunstamusement
of autonome kunst?
Welke
houding moet je hier tegenover innemen als kunstenaar? Zijn, om nu maar wat te
noemen, de massacultuur en het marktdenken inderdaad het kwaad waarvoor de
critici het aanzien?In de ogen van sommige kunstenaars biedt het tijdperk van
de massacultuur en de goed geïnformeerde, mondige consument een uitgelezen kans
om kunst daadwerkelijk te democratiseren en om de massacultuur te verrijken met
een spectaculaire vorm van kunstamusement. Er zijn echter voldoende aanhangers
van de tegenovergestelde redenering. Kunst, aldus die redenering, is in de
negentiende en twintigste eeuw een belangrijk verschijnsel geworden dankzij de
autonome ontwikkeling ervan. De moderne kunstenaars die nu in onze musea
prijken, trokken zich niets aan van de smaak of de opvattingen van het publiek.
Ze maakten hun werk op grond van binnen de kunst ontwikkelde, autonome
maatstaven. Natuurlijk heeft dat zijn schaduwzijden. Autonomie roept
onvermijdelijk spanningen op en onbegrip. Het werk van veel kunstenaars zal als
gevolg daarvan nooit buiten het autonome vakgebied van de kunst van betekenis
zijn. Maar het aantasten van de automie van de kunst is het einde ervan. Want
alleen als een autonome discipline kan kunst, net als de wetenschap, van
betekenis zijn voor de rest van de maatschappij.
Donderdagavond
7 maart 2013
Over
de vraag of de kunstenaar zich nu wel of niet moeten aanpassen aan de
massacultuur om nog langer spectaculaire kunstwerken te maken, organiseert DIT IS KUNST een avond op donderdag 7 maart
2013 in de garage van het voormalige MEE-gebouw aan de Trans in Arnhem.
Titel
en inhoud
De
titel van de avond is JE BENT JONG EN JE VINDT DAT. Gesteld dat het spectaculaire kunstwerk en de
uitwisseling tussen kunstenaar en publiek nog steeds een doel is, welke positie
neem je dan als kunstenaar in tegenover de massacultuur en het marktdenken?
Moet de kunstenaar een principiële en bewuste keuze doen? Moet hij of zij naar
een werkbare verbinding zoeken met de massacultuur en het marktdenken of die
principieel afwijzen? En als er dan zo’ n principiële keuze wordt gemaakt, hoe
blijkt dat dan uit de vorm en de presentatie van het werk?
Een
vraag die je bij het bovenstaande kunt stellen is of de keuze, vóór of tegen de
massacultuur en het marktdenken, niet wat beperkt is? Moet de kunstenaar niet
gewoonweg zijn instinct volgen door de kwestie van het bepalen van een positie
op te vatten als een vormkwestie? Dat laatste zou betekenen dat de kunstenaar
zaken als het spectaculaire kunstwerk, het verdedigen van de autonomie van de
kunst en keuzes vóór of tegen de massacultuur gewoonweg beschouwt als vormen waar
hij of zij naar believen gebruik van kan maken. Kan de kunstenaar met die
vormen spelen? Kan hij hun betekenis al spelend veranderen, verrijken of
vervalsen om een nieuwe artistieke vrijheid te scheppen?
De
organisatoren nodigen kunstenaars uit om wat dit betreft standpunten in te
nemen door middel van de vorm en de presentatie van hun werk. Is het
spectaculaire kunstwerk een kwestie van vormlef? Hoe ziet het kunstamusement
van de toekomst eruit? Is artistieke integriteit een kwestie van principiële (vorm)keuzes
of is het vrije vormonderzoek – inclusief vormopportunisme en vormvervalsing - de
enige weg om te ontkomen aan de maatschappelijk opgelegde inperking van het
artistieke speelveld?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.