Afbeeldingen: Anna Nijenhuis
De moderne mens leeft vanaf zijn verschijnen in de
achttiende eeuw met een tweeslachtig gevoel. De moderne samenleving is er een
van permanente verandering, het samengaan van schepping en vernietiging. Door
de toepassing van kennis in de economie, het bestuur en op andere
maatschappelijke vlakken blijft niets hetzelfde. Ideeën en dingen raken net als
kennis, vaardigheden, kleren en manieren van doen achterhaald. Ze worden
vervangen en verdwijnen. Dit roept gevoelens op van verlies, de vrees voor
barbarij en het streven om zaken te bewaren en te conserveren. Het gevoel van
verlies en de neiging tot behoud, nemen echter niet weg dat verandering
tegelijkertijd wordt nagestreefd en beschouwd als noodzakelijk, goed en
bevrijdend. We vrezen niet alleen het verlies van het bestaande. We vrezen niet
minder het achterhaald en uit de tijd raken van onze kennis, onze hulpmiddelen
en programma's en onze manier van leven en denken. Net als de dingen om ons
heen moeten ook wij veranderen om niet te eindigen als een bedreigde diersoort.
Onze dubbele houding tegenover een
toestand van permanente verandering roept vragen op.
Moeten we zeggen dat alles wat we in het leven hebben
geroepen, cultuur en technologie, ooit is gemaakt om iets anders te vervangen
door iets nieuws en iets beters? Als dat zo is, wat is dan de conclusie? Wat nu bestaat
zal eveneens vervangen worden en verdwijnen. Hoe eerder dat gebeurt hoe beter.
Conserveren – en al helemaal het conserveren van wat zichzelf ooit afficheerde
als verlicht en avant-garde – is onzin.
Vraag 2
Is dat laatste nu wel waar? Kan niet met evenveel recht gesteld worden dat de moderne beschaving wel degelijk dingen heeft voorgebracht, of
verder heeft ontwikkeld, die het bewaren waard zijn? Als het laatste waar is,
wat moeten we dan bewaren? En wat zou als eerste bewaard en geconserveerd
moeten worden omdat het bedreigd wordt? Is dat, om maar wat te noemen, het
autonome kunstwerk, de cultuur van het boek en de diepgang? Gaat het om het
lokale, eigenaardige en afwijkende, het individu en het idiosyncratische? Of
gaat het om zaken als het Minimalisme en de postmoderne zelfreflectie? Gesteld
dat het einde nabij is, wat zou er dan mee moeten in het ruim van een
denkbeeldige tweede Ark van Noach?
Vraag 3
Ligt er op het vlak van het bewaren of verwijderen een
taak voor de kunstenaar?
Vraag 4
Waren we niet veel beter af als we de moed hadden om al
het oude zonder enige eerbied aan te kant te schuiven?
Vraag 5
Is het kunstenaarschap in de kern tijdloos? Moet de
kunstenaar het kunstenaarschap daarom onder zijn hoede nemen? Moet hij of zij
de inzichten, vaardigheden en manieren van doen die bij het kunstenaarschap
horen gebruiken en ze levend houden door ze te ontwikkelen en door te geven?
Vraag 6
Of moeten we zeggen dat het traditionele kunstenaarschap in
het tijdperk van culturele overproductie even relevant is voor de cultuur als
het volksdansen voor de ontwikkeling van de experimentele dans? De kunstenaar
die een daadwerkelijke rol speelt in de eenentwintigste eeuw is een
bemiddelaar. Hij of zij gebruikt vormen, ideeën en manieren van doen uit de
wereld van de kunst om een publiek te bereiken in de wereld van de media en het
infotainment. Wat dit betreft zou de kunstenaar een voorbeeld kunnen nemen aan
IKEA, een bedrijf dat erin slaagde om de idealen van Bauhaus economisch
rendabel te maken en toegankelijk voor een wereldomvattend publiek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.