dinsdag 1 april 2014

DENNIS VANDERBROECK: VOOR MIJ IS KUNST ENTERTAINMENT

DIT IS KUNST: Je studeert op dit moment af aan Central Saint Martins in Londen en je hebt zojuist een opening van een tentoonstelling achter de rug. Kun je zeggen wat voor onderwijs je volgt of wat voor onderzoek je doet aan Saint Martins?

DENNIS VANDERBROECK: Na mijn studie Performance Art aan de Toneelacademie Maastricht was ik naar mijn mening nog niet tot de kern van mijn werk gekomen. Ik wilde dolgraag weg uit Nederland, om in een ander klimaat en op een andere plek verder te zoeken naar mijn thematiek, mijn visuele idioom en mijn toekomstige positie als ‘kunstenaar’. Misschien een beetje uitstel van executie, maar mijn werk was, naar mijn gevoel, simpelweg nog niet klaar voor de grote-boze-mensen-wereld’. Tijdens mijn studie liep ik stage bij Henrik Vibskov, een Deense modeontwerper die bekend staat om zijn performance georiënteerde modeshows. Via Henrik en zijn vrienden kwam ik in aanraking met Central Saint Martins. Mijn voornemen was om één keer, op één school een poging te doen om toegelaten te worden. Nu woon ik inmiddels een half jaar in Londen en ben hier bezig met mijn masteropleiding Fine Art. Veel mensen zien dat als een grote ommezwaai, van theater naar beeldende kunst, maar voor mij is het niet meer dan een organische en logische keuze. Ik maakte al langer in mijn werk cross overs met mode, beeldende kunst en performance. Ik maak nu eigenlijk precies hetzelfde soort werk, alleen verhoudt mijn werk zich nu tot een andere context, die van de beeldende kunst in plaats van die van het theater, wat een ongelooflijk goede nieuwe boost aan mijn werk geeft. Door gebruik te maken van video, fotografie en live performance heb ik voor mezelf vrijheid gecreëerd. Ik hoef me niet toe te spitsen op één medium. Elk idee heeft een nieuwe benadering nodig. Een goed voorbeeld is mijn laatste werk. Ik heb er een suit voor gemaakt, een pak dat draagbaar is, hierdoor is een eventuele link met mode snel gemaakt, maar het pak kan ook worden getoond op een mannequin en zou dan een sculptuur kunnen worden genoemd. Het werk is vastgelegd in een serie foto’s, maar ik heb de installatie ook live als performance laten zien. Zo probeer ik met elk nieuw werk te zoeken naar passende en uitdagende manieren om het te tonen in verschillende situaties, ruimtes en voor verschillend publiek.

DIT IS KUNST: Wat is er op je tentoonstelling te zien en te beleven?

DENNIS VANDERBROECK: Tijdens mijn eerste show hier in Londen heb ik mijn nieuwste werk laten zien, How vanishing never solved anything. Het is een reactie op en tegen mijn vorige werk How vanishing solves everything. How vanishing never solved anything is een performatieve installatie waarvoor ik 'the-flashy-fringe-suit' heb gemaakt, een pak dat bestaat uit verschillende lagen blauwe plastic franjes die mijn lichaam bedekken. Met behulp van een windblazer, die korte stoten lucht blaast, wordt het naakte lichaam onder het pak zichtbaar. Tijdens de private view heb ik zelf 2 uur in het pak gestaan. Met de windblazer op een timer, als een peep show, zag het passerende publiek soms wel en soms niet wat onder het pak zat. De andere dagen stond het pak op een mannequin en hing er een grote c-print aan de muur. Dit pak zal in juni te zien zijn als onderdeel van de Fashionclash in Maastricht.

DIT IS KUNST: In het verleden leken performance en mode belangrijke inspiratiebronnen voor je werk. Is dat nog steeds zo?


DENNIS VANDERBROECK: Performance zie ik als onderdeel van mijn werk en mode als inspiratiebron. Ik heb nooit echt de ambitie gehad om zelf collecties te maken of als designer te werken. Daar zijn andere mensen zoveel beter in dan ik. Ik gebruik het graag, omdat ik geloof dat mode de kunstvorm is die de grootste alledaagse invloed heeft en misschien de grootste groep mensen bereikt. Iedereen moet zich op een of andere manier verhouden tot mode, zelfs mensen die zeggen dat ze dat niet doen, dat is fantastisch. De terugkerende thematiek binnen mijn werk is de complexiteit van identiteit, het verhullen en het tonen ervan, mode leent zich daar extreem goed voor. Daarnaast ben ikzelf ontzettend gehecht aan mijn kleren, maar dat is een ander verhaal.

DIT IS KUNST: De DIT IS KUNST-avond van 11 april gaat over de mogelijkheid om de kunst te verbinden met entertainment. Dat zou een mogelijkheid zijn om de hoge kunst te redden nu de burgerlijke cultuur nagenoeg dood is. In het verleden heb jij wel eens gezegd dat het je ideaal is om een eigen studio op te richten waar je met anderen werkt aan het scheppen van een eigen wereld. In die wereld komen verschillende kunstvormen bij elkaar. Het doel van de hele onderneming zou zijn om, zoals je het zelf omschrijft, ‘te infecteren, te communiceren en om bekeken en gezien te worden’. Dat lijkt ons een programma om de wereld van de massamedia en het entertainment te infiltreren vanuit de kunst en de mode? Zien we dat juist en is jouw ideaal utopisch, dus gericht op subversie en bevrijding, of gewoonweg narcistisch?


DENNIS VANDERBROECK: Ik zie niet in wat er verbonden moet worden. Voor mij is kunst entertainment. Een naïeve gedachte misschien. Als ik mijn performance de ene dag speel op de opening van een tentoonstelling in een galerie en de andere dag voor een groep kinderen in een gymzaal, is er dan verschil tussen kunst en/of entertainment? Hebben we het dan niet over de perceptie van de toeschouwer en hoe die bepaald wordt door sociale en culturele codes en de daarbij horende verwachtingen? Of gaat het over de voldoening van de kunstenaar? Ik ga dolgraag, geloof het of niet, naar musicals, maar lees daarna een boek. De discussie over hoge en lage cultuur vind ik een lastige, eentje waarin ik me, zo merk ik, moeilijk kan mengen, omdat ik simpelweg niet zo goed weet wat mijn positie daarin is en hoe ik het zou moeten zien.
 Het idee voor mijn studio is er nog steeds. Ik zou inderdaad graag een klein team met mensen om me heen verzamelen waarmee we werken aan zowel ‘vrij’ als ‘commercieel werk, een plek waar ik de kapitein van het schip ben. Het idee van een brand staat me veel meer aan dan een atelier waar ik alleen als kunstenaar vertoef. Misschien komt dat voort uit mijn fascinatie voor mode. Ik maak kunst voor mensen, en niet (alleen) voor mijn eigen voldoening. Dus in die zin probeer ik inderdaad een zo grote mogelijk groep te bereiken met wat ik maak, infiltreren klinkt zo heftig maar dekt wel de lading. Op het moment dat een werk ‘af’ is en in een galerie, op een tentoonstelling of in die gymzaal staat, dan begint eigenlijk pas het interessante gedeelte, dat zal het stukje theater in mij zijn. Mijn performances/installaties bestaan bij de gratie dat er naar gekeken wordt, de toeschouwer zie ik graag als onderdeel van mijn werk, als performer. Daarbij geloof ik dat elke kunstenaar in essentie een beetje narcistisch is en misschien wel moet zijn. Maar goed ik ben zelf ook maar een snotjongen van 24 jaar. Wat weet ik? Ik kom net pas buitenspelen.

Web: Dennis Vanderbroeck

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.