dinsdag 1 april 2014

HANS ABBING: IK VERWACHT DAT DE AUTONOMIE VAN KUNST EN KUNSTENAAR STEEDS MEER ZAL AFNEMEN

DIT IS KUNST: U bent econoom, socioloog en beeldend kunstenaar. In uw boek Why are artists poor? uit 2002 en ook in andere publicaties voert u aan dat de zogenaamde hoge kunst in veel opzichten een negentiende-eeuws overblijfstel is. Het beantwoordde ooit aan de smaak en de verwachtingen van een burgerlijk publiek. Dat publiek is inmiddels echter zo goed als verdwenen. De hoge kunst – en vooral de hedendaagse klassieke concertpraktijk - heeft zich niet aangepast aan de informele maatschappij van vandaag waarin mensen een andere smaak, een ander leefpatroon en andere behoeftes en sociale relaties hebben. Kunt u toelichten waarom de hoge kunst volgens u amper is meegegaan met de tijd en hoe het volgens u wel zou moeten?

HANS ABBING: Jullie vragen waarom ik denk dat de hoge kunst amper met zijn tijd is meegegaan en hoe dat anders zou kunnen.
Misschien is het beter om te zeggen dat de “wereld van de kunst” niet met de tijd is meegegaan. Het conservatisme blijkt onder meer uit die verouderde concert etiquette, waar jullie het al over hadden. Die etiquette spreekt oude mensen aan, maar veel jongeren hebben er niets mee. Het is niet zo dat de huidige concertvorm niet zou mogen. Er is nog steeds vraag naar, zij het wel van een steeds kleinere en vooral steeds ouder wordende groep. Het probleem is dat (in ieder geval tot voor kort) de kunstwereld van de klassieke muziek experimenten met alternatieve vormen niet toestond; dus ook niet naast de bestaande vormen. Waarom bijvoorbeeld niet ook eens een serie van concerten waarbij je achter in de zaal mag staan en zachtjes de zaal in en uit kan gaan terwijl de muziek speelt. Of een serie waarbij de drankjes mee de zaal in mogen. Of een serie van sta-concerten, zoals we die in de popmuziek kennen. Maar de kunst is heilig en alleen mensen die er verstand hebben kunnen bepalen wat goed is. En kennelijk is er maar één manier goed.
Het paternalisme in kunstwerelden is niet meer van deze tijd. Maar het bestaat nog steeds en niet alleen in de wereld van de klassieke muziek.

DIT IS KUNST: U lijkt een zeker belang toe te kennen aan de markt en aan kunst als een sociale constructie, dat wil zeggen als iets dat op zich geen waarde of betekenis heeft, maar waarvan de waarde en de betekenis wordt bepaald door de discussie tussen deskundigen, vakgenoten, liefhebbers, kopers, voor de media werkende critici en het grote publiek. Die opvatting lijkt haaks te staan op bijvoorbeeld de opvatting van de Amerikaanse kunsthistoricus Thomas Crow. Die constateerde dat beeldende kunst vanaf het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw voor het publiek niet toegankelijker werd. De kunst van de neo-avant-gardes zoals het Minimalisme en het Conceptualisme, was een ingewikkelde en theoretische aangelegenheid. Dat betekende volgens Crow echter niet dat het publiek de beeldende kunst de rug toekeerde. Integendeel. De publieke belangstelling en het museumbezoek namen alleen maar toe en de musea voor hedendaagse kunst werden groter en mooier. Maling hebben aan het publiek, je eigen gang gaan en saai en diepzinnig doen, leverde met andere woorden in de beeldende kunst wel degelijk wat op. Toont dit aan dat u de betekenis van de markt op het terrein van de cultuur overschat?

HANS ABBING: Jullie zeggen dat de moderne beeldende kunst en kunstinstellingen zich weinig aan het publiek gelegen hebben laten liggen en dat er nu toch steeds meer belangstelling voor eigentijdse beeldende kunst is, zoals blijkt uit de toestroom naar de musea voor hedendaagse kunst.
Ja, dat lijkt inderdaad wat wonderlijk. Maar houd wel in de gaten dat het een selectie van moderne kunst is die het goed doet. Meer oude school werk dan je misschien zou denken (Bacon, Freud) en vooral ook wat je eigentijdse pop-art zou kunnen noemen(Koons, Hirst) en relatief weinig installaties en echte conceptkunst met veel ondersteunend discours. Voor dat laatste moet je in De Appel en Witte de Wit zijn en dan gaat het nog steeds om hele kleine bezoekersaantallen. Dat soort werk zie je niet in Tate Modern. Belangrijker is dat musea voor moderne kunst de laatste 15 jaar wel in hoog tempo zijn gaan moderniseren en een minder paternalistische en vooral veel informeler sfeer hebben ontwikkeld. Ze houden dus zeker wel rekening met het publiek.
Het gaat er niet om dat je een publiek klakkeloos geeft wat je denkt dat het graag wil hebben. Het gaat erom dat je met een publiek in gesprek gaat, dat je het publiek serieus neemt. Dat is het mooie in de pop/dance muziek. Er zijn steeds weer nieuwe avant-gardes die zich verbinden met een scene. Samen met het scene publiek ontwikkelen ze hun (sub)genre. De scene breidt zich uit. Steeds meer mensen raken geïnteresseerd. De kunstenaars nemen het publiek mee en omgekeerd. Het einde is kunst die een groot publiek aanspreekt; het genre is mainstream geworden. En zo moet het ook. Dat geeft ruimte voor steeds nieuwe genres en subgenres. Er is samenspraak met publiek en er blijft beweging.

DIT IS KUNST: U stelt in uw werk dat de kunst zich moet ontwikkelen en dat de smaak van het publiek daarbij een leidraad kan zijn. Iemand als Alessandro Baricco stelt dat de ontwikkeling allang heeft plaatsgevonden. Op zulke uiteenlopende gebieden als de productie en consumptie van wijn, voetbal en de cultuur van het boek heeft de vroegere, uit de burgerlijke cultuur stammende houding van diepgang, traagheid en genialiteit plaatsgemaakt voor de gewoonte van snelheid en veelheid en het verlangen naar rijke en complexe surfervaringen over het oppervlak van kennis en cultuur. We hebben, volgens Baricco, te maken met een nieuwe vorm van beschaving. Baricco is daar niet onverdeeld gelukkig mee. De oude, trage beschaving, was misschien wel een beetje saai, maar de muziek van Mozart of Beethoven – om nu maar wat te noemen – verschafte de luisteraar een toegang tot een nieuwe muzikale wereld. Die muziek was een stap vooruit en dat is wat anders dan de huidige popmuziek of de mode, die alleen maar stappen zijwaarts kunnen doen: meer van hetzelfde, maar net ietsjes anders. Wij nemen aan dat u het allemaal wat zonniger inziet. Maar wat zijn volgens u de winstpunten van de ontwikkeling van de kunst in de richting van de smaak van het publiek en wegen die op tegen dingen die wellicht verloren gaan?

HANS ABBING: Jullie verwijzen naar Alessandro Baricco die stelt dat de vroegere, uit de burgerlijke cultuur stammende houding van diepgang, traagheid en genialiteit plaatsgemaakt heeft voor de gewoonte van snelheid en veelheid en het verlangen naar rijke en complexe surfervaringen over het oppervlak van kennis en cultuur en dat mijn aanbeveling om meer publieksgericht te zijn dat alleen maar versterkt. En je vraagt je af of de eventuele winst daarvan wel opweegt tegen dat wat verloren dreigt te gaan.
Ik denk dat we heel goed zonder genieën kunnen. En ik geloof hoe dan ook niet dat oude kwaliteiten over de hele linie verdwijnen. Het zijn de oudgedienden die overal onheil zien, maar in feite vaak (financieel en symbolisch) belang hebben bij de status quo en die daarom bang zijn voor verandering.
Ik denk dat in steeds weer andere vormen en met wisselende intensiteit er vraag naar diepgang en traagheid zal blijven bestaan en dat die ook beantwoord blijft worden. En kunsttempels lenen zich daar soms voor, maar dat kan ook op het internet zijn of bij de kapper als je een verhaal leest in het gratis Electronic Beats magazine (btw gefinancierd door het commerciële T-Mobile). Snelheid en traagheid, diepgang en oppervlakkigheid, door gevestigde kunstwerelden erkende kunst en kunst die niet erkend is: ze kunnen allemaal heel goed naast elkaar bestaan.
Dat wil niet zeggen dat er geen, vermoedelijk, onomkeerbare ontwikkelingen zijn. Zo verwacht ik dat de autonomie van kunst en kunstenaar steeds meer zal afnemen en dat kunstenaars ook eerder bereid zullen zijn om met anderen, kunstenaars zowel als met niet kunstenaars, samen te werken zonder dat ze altijd het laatste woord hebben en een eigen handtekening bij een werk kunnen plaatsen. Dat hoeft niet altijd slecht voor de kunst te zijn; maar misschien moeten we het daar tijdens de avond zelf maar eens over hebben.

Web: Hans Abbing

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.